De onbekende God

door Johan Krijgsman

 

Het was die middag niet druk op de Dam. Veel te koud. Het folderen ging ook niet. Wie ik ook aansprak, er was weinig tot geen interesse. Wat een weerstand. Een stil gebed kwam op of de Heere het wilde veranderen.

Terwijl ik een kijkje nam bij de voorbereidingen voor 30 april, zag ik vier jongeren zitten. Een gesprekje volgde. Een gesprekje! Dat gaf weer moed. Ze waren een dagje uit. Of ze gelovig waren? Nee meneer, thuis doen we niets aan het geloof. Wat moet je ermee? Wat helpt het? Maar, zeiden drie van de vier meiden in koor wijzend naar hun vriendin: zíj is gelovig. ‘Zij’ kreeg er een kleur van. Ze vertelde dat ze elk jaar naar de EO-jongerendag gaat. Naar de kerk ging ze niet. Hoogstens met Kerst. Er volgde een gesprekje over de jongerendag. Hoe je ook over jongerendagen denkt, je bent blij dat je een aanknopingspunt hebt voor een gesprekje. Daar moeten we altijd maar naar zoeken in het evangelisatiewerk. Paulus deed dat ook in Athene (Hand. 17:23). Ze kregen een folder mee. Even later kwam ik vakantievierende ‘refo’s’ tegen. Een korte kennismaking volgde. Ik kende hen niet direct, maar zij mij wel. Dat heb je wel meer in dit werk.

Bidden helpt
Ik ging weer verder. In m’n hart was een stil gebed. Heere, is er dan niemand die U nodig heeft? Even later kwam ik een tiener tegen. Ze pakte een folder aan en wilde al verder lopen, maar stopte toen ik haar aansprak. Terwijl ze de dopjes uit haar oren deed vertelde ze dat ze gelovig was. Ik veerde enthousiast op. Wat wil je als je zoveel tegenvallers hebt gehad. Een lang gesprek volgde. Haar ouders en familie waren niet gelovig. In een zeer moeilijke periode in haar leven was ze gaan bidden. Ze had op TV wel eens gehoord dat er een God moest zijn Die wilde helpen. Je mocht tot Hem bidden. Maar wie Hij was en wat bidden was? Het was voor haar een onbekende God. Bidden moest zo iets zijn als vragen om hulp als je in de problemen zit. Zo bad ze tot die onbekende God. Tot haar verrassing raakte ze uit de moeilijke periode. Het kon niet anders dan dat die onbekende God haar hielp. Daar was ze diep van overtuigd. Van het een kwam het ander. Ze had intussen het Nieuwe Testament gekregen en gelezen. Ze biechtte eerlijk op dat ze er niet veel van begreep. Toch, ondanks alles, werd de voor haar onbekende God langzaam duidelijker. Vooral Jezus inspireerde haar. Ze zei: verschillende vrienden en vriendinnen zijn moslim, maar die hebben niets met Jezus. Daar ben ik het niet mee eens. Het gáát om Jezus. Stil luisterde ik naar haar ‘bekeringsgeschiedenis’. Nee, volgens onze ‘norm’ klopt het misschien niet allemaal. Maar daar gaat het niet om. Zullen we niet oordelen? Kennen wij Hem met ons hart? De vraag is: wie onderwijst haar nader in de weg des Heeren? Voelt u de zorg die op dat moment boven kwam? Er is zoveel wind van leer. Bij het afscheid gaf ik haar een complete Bijbel, wat folders en m’n visitekaartje. Zie ik haar ooit weer? Dat is de prangende vraag. Eén ding blijft over: het gebed. Zij had ervaren dat bidden helpt. Dat had ik die middag ook in hartje Amsterdam. God, Die helpt in nood, is in Sion groot. Oók in Amsterdam.