Nieuwe column: Uitstraling of uitsluiting

Uitstraling of uitsluiting
Doet u aan evangelisatie? In de collectezak doet u vast wel wat extra’s voor dit doel. Als er in de kerk ‘Ik zal, o Heer’, Dien ik mijn Koning noem, de luister van Uw majesteit en roem verbreiden (…)’ gezongen wordt, zingt u uit volle borst mee. In uw persoonlijk gebed bidt u ook voor evangelisatie. Maar nu de praktijk.
 

Praat u weleens met uw ongelovige buren of collega’s over de Heere Jezus? Deze vraag zult u herkennen. Het kan een soort schuldgevoel geven. Ja, u doet het weleens, maar veel te weinig en met te veel schroom. U durft het eigenlijk niet. Wat zullen ze wel van mij denken, is uw gedachte. Daar behoort het ook niet over te gaan; de vraag is wat zij van Jezus denken. U moet uzelf wegcijferen. U bent helemaal niet belangrijk. Dat belijden we toch. Even tussen haakjes: u gunt Hem toch aan de hele wereld? Ook al gaat u wat uw eigen geloofsleven betreft vaak twijfelend door het leven? Maar toch: Hem vrij aanprijzen aan anderen…? Daar zit het vaak op vast.
 
De hele gemeente
Ik hoop dat ik mij vergis, maar ik denk dat wij hierin soms tekortschieten. We hebben onze evangelisatiecommissies. Die gaan ervoor. Maar om de héle gemeente gaande te maken en als gemeente iets uitstralen? Of het ooit overal zover komt? Hoewel, er zijn tekenen van hoop. Dat mag ook gezegd worden!
Maar toch de vraag: Hoe komt het dat dit soms zo moeizaam op gang komt? Dat kan te maken hebben met persoonlijke geloofszekerheid. Dus met twijfel. Dan vergeten we dat de discipelen ook niet allemaal zulke hoogvliegers in het geloof waren. En zovele anderen ook niet. De meesten blijven ‘arme tobbers’ in het leven met de Heere. Juist die ‘arme tobbers’ zijn in Zijn ogen ‘rijke tobbers’.  Maar, als ik me niet vergis, heeft dit ook te maken met onze gemeenten. We zijn behoorlijk naar binnen gekeerd. Daarbij is het gevaar aanwezig dat we ons beter voelen dan die ‘goddelozen’ buiten de kerk. Die mensen die ‘nergens aan doen’.  Dit zeggen we natuurlijk niet hardop. We leren terecht dat goddelozen ‘gerechtvaardigd’ worden. Maar hoe vertellen we dit in gewone taal aan ‘goddelozen’ –  wat overigens ook hele gewone mensen zijn – buiten de kerk? Om te zeggen dat de ‘goddeloze’ zijn weg moet verlaten. Dat hij zich moet bekeren tot de HEERE. Ze zien me aankomen. Ze geloven niet in God en in mijn boodschap al helemaal niet. Die ‘goddelozen’ sluiten we soms bij voorbaat uit. Al belijden we dat Zijn welbehagen, Zijn plan, ook door evangelisatie zal doorgaan. Die wereld van de goddelozen is vaak ver en vreemd. Tenzij u door genade die goddelozen ‘vanbinnen’ tegenkomt. U bent immers geen haar beter.
Er kan zich ook iets verdrietigs voordoen. Er zijn mensen in gemeenten die gedreven worden door de liefde van Christus om anderen te redden. Die beleven dat mensen zonder het ware geloof in Jezus ten dode wankelen. Toch gebeurt het weleens dat deze bewogen mensen vervreemden van hun gemeente. Terwijl ze dat zelf niet willen.  
 
Spiegel
Hoe komt dit? Ik weet het niet. Met deze vraag tob ik weleens. Hebben deze mensen ‘te veel’ liefde, uitstraling en gedrevenheid? Of hebben onze kerken in het algemeen ‘te weinig’ uitstraling en gedrevenheid? Toch te veel naar binnen gekeerd? Hoe dan ook: ons wordt een spiegel voorgehouden.
Jezus’ opdracht bevat drie woorden: ‘Gaat dan heen’. Deze opdracht geeft, hoe dan ook, uitstraling of uitsluiting. Dit heeft te maken met… onszelf. Bekeert u in deze. Als dit naar binnen slaat, vinden we het niet erg als we uitgesloten of buitengesloten worden. Dan stralen we met vallen en opstaan iets uit van Zijn liefde. Hem prijzen we dan aan. Dan worden anderen ‘overreed en overmocht’ door de Heilige Geest. Dan val ik er ‘schoontjes’ tussenuit.