Nieuw: U zij de glorie, opgestane Heer

‘U zij de glorie, opgestane Heer ‘ - Tekst Johan Krijgsman, evangelist


Het was druk die middag op de Dam. Veel mensen verdrongen zich om een man die iets bijzonders liet zien en horen. Anderen vergaapten zich aan kunstenaars die de hoogste ‘toon’ aangaven. Ook het carillon van het paleis liet op deze stralende dag regelmatig van zich horen. Helder werden de tonen van ‘U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer!’ over de Dam gestrooid. Op zich vreemd, want het was geen Pasen. 

Eigenlijk kun je het lied ‘U zij de glorie’ altijd spelen en zingen. Hoe we dit doen, is een andere vraag. Ook bij ons spelen en zingen gaat het om ons hart. Hoe dan ook, de prachtige melodie oversteeg het geluid van rinkelende trams, sirenes van politieauto’s en het geroezemoes van massa’s mensen. Zal iemand deze melodie herkend hebben? Dit lied dat de grootheid van de opgestane Heer’ bezingt. Zonder woorden werd zo het Evangelie doorgegeven. Het gaf mij extra moed om met mensen te spréken over deze opgestane Heer’. Wat is er mooier? 
Maar… wie ik ook aansprak, beleefd of grof werd deze opgestane Heer’ afgewezen. Langzaam begon ik de moed te verliezen. Wat heeft het voor zin om nog langer door te gaan, denk je dan? Biddend ging ik verder. Zegt Hij Zelf niet: bid en u zal gegeven worden? 

Jongeren
De beginnende moedeloosheid verdween als sneeuw voor de zon na enkele gesprekjes met jongeren. Jongeren die geloven in deze opgestane Heer’. Een innerlijke blijdschap maakte zich van mij meester. Een langer gesprek had ik met twee jongeren. Hun ‘getuigenis’ was net zo helder als de tonen van het carillon. „Wij zijn protestant, meneer. Wij geloven in Jezus. We lezen in de Bijbel en bidden elke dag.” Intussen wenste een volkomen vreemde jongen mij Gods zegen toe. Het kan verkeren… Wat een onverwachte en vooral onverdiende zegeningen op de Dam. De liefde van Deze opgestane Heer’, deze Christus is onuitputtelijk. 
Persoonlijke zorgen van deze twee jongeren gaven intussen de toon aan in dit gesprek. Wat moet je dan zeggen? Het blijven tenslotte vreemden en de context van de zorgen weet je niet. Eén ding bleef over: samen bidden. Te midden van het geroezemoes en rinkelende trams, werden handen gevouwen. Het carillon speelde opnieuw: ‘U zij de glorie, opgestane Heer!’ Het lied overstemde het gezamenlijke ‘om Jezus’ wil, amen’. Hartelijk namen we afscheid. 

Op hoop van zegen
Het carillon strooide de laatste regels van dit prachtige lied uit over de Dam. ‘(…) Vol van licht en luister daalt de engel af en verbreekt de kluister van ’t verwonnen graf’. De wind verspreidde deze regels over de Dam. Wat zal het nalaten bij al die mensen zo aan het eind van de zomervakantie? Dat is niet aan ons. De Levensvorst zorgt voor Zijn werk dwars door de dood heen. Hij maakt immers geestelijk doden levend. 
Die dood werd ter plekke uitgebeeld door iemand met een zwart gewaad en een afgrijselijke kop. Vreselijk. Zou hij of zij weten waarmee hij of zij bezig is en dit lied kennen? Op hoop van zegen reikte ik ‘deze dood’ een folder aan over hét Leven. Over Christus. Christus alleen heeft de dood overwonnen. Hij is hét leven en geeft het leven. Hij doet niet liever. Ook op de Dam in Amsterdam. Hij gaat door met Zijn kerk vergaderend werk. Dat is en wordt een Kerk met een naam die wij niet verzinnen. Onze verzonnen kerknamen vallen eens weg. Maar Zijn Kerk was er, is er en blijft tot in eeuwigheid. U zij de glorie, opgestane Heer’. Amen.