Johannes 1:41-42 - De eerste discipelen

Samenvatting toespraak zondagmorgen 20-1-2019. Voorganger: evangelist Johan Krijgsman. 
Telefoon 020-6227742; mobiel: 06-83571391. Amsterdam@bijbelcentrum.nl  www.bijsimondelooier.nl

Welk beeld heb je van voorgangers? Zijn dat een soort supermensen? Mensen die altijd en voor iedereen klaarstaan? Mensen met capaciteiten en kwaliteiten? Schatten ze nooit een zaak verkeerd in? De vraag stellen is hem beantwoorden. We gaan het leven eens na van één van de eerste voorgangers, of herders. Ze worden ook discipelen genoemd. We denken na over het eerste gedeelte van Johannes 1:41-42 met als thema: ‘De eerste discipelen’ : 1) Zij hebben van Jezus gehoord 
2) Zij hebben Jezus gevolgd en 3) Zij hebben van Jezus getuigd. 

1)    Zij hebben van Jezus gehoord 
Andréas is één van de eerste discipelen van de Heere Jezus. Hij is nog maar net discipel of voorganger. Toch gaat hij gelijk op pad om anderen voor Jezus te winnen. Dat is nog eens zendings– of evangelisatiedrang.
Andréas heeft gehoord van de Heere jezus. Hoe is dat gegaan in het leven van Andréas? 
Eerst was Andréas een discipel van Johannes de Doper. Trouw volgde hij hem en luisterde aandachtig naar zijn preken. Johannes de Doper preekte het liefst over het Lam Gods. Over de Heere Jezus, Die de zonde der wereld wegneemt (Johannes 1:29). Hoe kan het ook anders als je Hem zelf mag kennen. Dan preek en spreek je het liefst over Hem.  

Johannes de Doper preekte in de open lucht aan de oever van de Jordaan. Daar doopte hij ook (Johannes 1:28). Hij is er dagelijks te vinden. Zo ook die dag dat hij er staat te preken met twee volgelingen van hem. Het zijn Andréas en Johannes, de schrijver van dit Evangelie. 
Kort en krachtig is die dag de preek van Johannes de Doper: ‘Zie, het Lam Gods’  (Johannes 1:36). 
Hij steekt zijn vinger als het ware uit naar de Heere Jezus, Die daar wandelt. 
Deze korte preek slaat in als een bom bij Andréas en Johannes. Heel kenmerkend staat er: ‘En die twee discipelen hoorden hem dat spreken’ (Johannes 1:37). Ze horen het zo, dat ze het ook geloven. Dit geloof geeft zich vanuit Zijn liefde in liefde aan Hem over. Dit geloof krijgt ook handen en voeten. Ze hebben zich geen moment bedacht en gaan Jezus volgen.  

Zo snel kan het gaan als het Woord je innerlijk raakt. Dan houd je op met redeneren. 
Al je waaromvragen verdwijnen dan als sneeuw voor de zon. Je vlucht tot Jezus en wilt Hem volgen. Het kan zelfs dat je jaren later nog weet hoe laat het was toen dit gebeurde. Kijk maar bij Andréas en Johannes. Het was ongeveer de ‘tiende ure’. Omgerekend vier uur ’s middags. 
Ze zijn een dag bij Jezus gebleven. Geloof maar dat ze aan Zijn lippen hebben gehangen. 

2)    Zij hebben Jezus gevolgd
Discipelen van Johannes de Doper werden van het ene op het andere moment discipelen van Jezus. Ze werden volgelingen van Jezus. Volgelingen zijn discipelen, zijn leerlingen. Daarom noemden ze Hem ook vanaf het allereerste moment Rabbi. Daarmee erkenden ze Hem als hun Leermeester. Als hun Goede Herder. Met andere woorden: Heere, wij weten het niet, maar leert U ons maar. 
Zo gaat het in het geloof. Vanaf het allereerste ogenblik krijg je Jezus nodig als Leraar, als Herder.
Kinderen die net op het voorgezet onderwijs zitten, zijn vaak ontzettend onwennig.
Voor alles hebben ze de leraren nodig. Als ze wat langer op school zitten, vinden ze hun eigen weg. 
In het Koninkrijk der hemelen gaat het anders. Zodra je op Jezus’ school zit, heb je Hem in alle dingen nodig als Leraar. Nieuwe gelovigen zijn niet alleen onwennig, maar ook onwetend en dwaalziek. 
Weet je, hoe langer een gelovige Jezus volgt, hoe onwetender hij of zij wordt. Een volgeling van de Heere Jezus blijft leerling. 
Het is bij Jezus niet zo dat je een opleiding volgt en na een examen een diploma krijgt. Nee, je blijft leerling en steeds zak je weer voor je examen. Hoe meer je op Zijn school zakt, hoe beter. 

Vooral voor voorgangers is dit een les. Ze denken wel eens iets te weten. Dat is levensgevaarlijk. 
De Heere laat hen dan wel eens goed op hun ‘gezicht’ gaan. Dat is de beste les die er maar is. 
Dan zie je ze weer aan de lippen van Leraar Jezus hangen. Want hoe zullen ze anderen leren als ze zelf geen volgeling en leerling meer willen zijn? Zo blijven ze niet alleen leraar en volgeling, maar worden ook getuige. Net als Andréas. 

3)    Zij hebben van Jezus getuigd
Na de eerste dag gaat Andréas direct op weg om te getuigen. Om anderen te vertellen van zijn vondst. Dat is een gunstig teken. Wie zelf door Jezus gevonden is, wil een ander meekrijgen.
Dat gaat op in het gezin, je werk en de kerk. Dan word je als vrouw of man, als meisje of jongen een getuige, een evangelist. Nee, daar hoef je geen theologische opleiding voor te volgen. Daar hoef je echt niet een bepaald IQ voor te hebben. 

Ook Andréas is een eenvoudige man. Het is echt niet zo dat Christus Zijn getuigen altijd van de universiteit heeft. Nee, Hij roept vaak mensen tot voorganger die wij voorbij zouden gaan. 
Soms gebruikt Hij zelfs de mindere om de meerdere te onderwijzen, zegt Calvijn.  
De eenvoudige Andréas wordt gebruikt om zijn geleerde broer Petrus te onderwijzen. 
Petrus, van wie we later veel meer horen. We hebben zelfs Bijbelboeken van hem. Van Andréas hoor je nagenoeg niets meer. Toch heeft Andréas Jezus eerder mogen kennen dan Petrus. 
Hij mag het middel zijn voor zijn broer Petrus om hem naar Jezus te leiden.

Het staat er zo opmerkelijk: Andréas vond eerst zijn broeder Simon (Petrus). Vond. Dat betekent dat Andréas Petrus gezocht heeft. Zo gaat dat. Als je zelf Jezus hebt leren kennen, dan wil je dat andere familieleden Hem ook leren kennen. Die zoek je als eerste op. 
Als Andréas Petrus gevonden heeft, moet hij gelijk kwijt waar hij vol van is. Hij getuigt: ‘Wij hebben gevonden de Messias’ (Johannes 1:42). Daar zit iets van een juichstemming in. Wij hebben gevonden! Aan vinden gaat zoeken vooraf. Zo is het gegaan in het leven van Andréas. De preken van Johannes de Doper hebben het verlangen naar en de noodzaak van Jezus opgewekt. 
 
Wat een kracht en warmte, als voorgangers uit eigen ervaring spreken. Je kunt alleen maar van iets getuigen wat je zelf hebt meegemaakt. Dan is elke preek een feest. Dan voelen de mensen aan dat de voorganger weet waarover hij spreekt. Dan zijn ze niet alleen wegwijzer, maar gaan ook zelf de Weg. Dan merken de luisteraars dat het ernst is bij de voorganger. Dan wordt waar: ‘Want de liefde van Christus dringt ons’  (2 Korinthe 5:14). 

Andréas zegt dus: wij hebben gevonden. Hij en Johannes. Dat is anders dan: Ik heb gevonden. 
Nee, ‘ik-zeggers’ hebben we genoeg in de kerk. Dan gaat het alleen maar om mij. Wat ik geestelijk beleefd heb. Hoe groot christen ik wel ben. Hoe zuivere kerk ik wel bezoek. Nee, in de kerk moet het gaan om de gemeenschap der heiligen. In de kerk is iedereen gelijk als het goed is…Er is geen aparte hemel voor een Hervormde, Evangelische, Rooms-katholieke, Gereformeerde, Baptist etc. En geen aparte plaats voor discipelen. Dit betekent niet dat een gezond kerkelijk besef niet goed is. 
Het betekent wel dat in de hemel plaats is voor zondaren die niet zonder Jezus kunnen. Voor mensen die geleerd hebben: aan mij is geen eer meer te behalen. Die hun ik mochten inruilen voor Zijn Ik.

Er valt nog wat op. Andréas getuigt: wij hebben gevonden de Messias. De Christus, de Beloofde. 
Met die Naam is alles gezegd. Deze Naam geeft Zijn geschiktheid aan om zondaren te redden. 
Hij is dé Voorganger, dé Ambtsdrager. Dé Profeet, dé Priester en dé Koning. Dé Goede Herder.      
Wat een toename in het geloof van Andréas. Wat een groei! Hij hoorde Johannes de Doper zeggen: zie het Lam Gods. Zelf zei Andréas: Rabbi waar woont Gij? Na die dag onderwijs heeft hij ontdekt dat deze Rabbi de beloofde Messias is. Wat een opklimming: Lam Gods, Rabbi, Messias. Die laatste benaming omsluit de eerste twee namen. Zo zie je maar wat preken kunnen uitwerken. 

Hoe staat het er wat dat betreft met jou voor? Iets kan alleen maar groeien als er leven is. Ja toch? Heb jij geestelijk leven? Ja? Hoe staat het er dan met de groei voor? Bid veel: ‘Laat me in U blijven groeien en bloeien, o Heiland Die de wijnstok zijt! Uw kracht moet in mij overvloeien’. Dat laatste is de bron. Hij is de Bron om geestelijk leven te ontvangen en het te doen toenemen. 
Overdenk deze woorden met een open Bijbel. Met andere woorden: biddend aan Jezus’ voeten.