Elía’s geloof - 1 Koningen 17:8-16

Samenvatting toespraak zondagmorgen 8-9-2019. Voorganger: evangelist Johan Krijgsman. 
Telefoon 020-6227742; mobiel: 06-83571391. Amsterdam@bijbelcentrum.nl  www.bijsimondelooier.nl
Thema van de toespraak: ‘Elía’s geloof’ n.a.v. 1 Koningen 17:8-16

Vorige week hoorden we over Elía bij de beek Krith. Dagelijks kreeg hij brood en vlees te eten van de Heere door middel van raven. Ook was er genoeg water. Het laatste wat we vorige week hoorden was dat de beek uitdroogde. Toch bleef Elia op zijn God vertrouwen. Dat is nu geloof. Vandaag gaat het over ‘Elía’s geloof’. 1) Zijn geloofsweg; 2) zijn geloofsbeleving en 3) zijn geloofsbekroning.

1) Zijn geloofsweg.
Ongeveer zes maanden heeft Elía rustig mogen genieten van de zorg van de Heere. Aan die rust komt nu een eind, maar niet aan de zorg van de Heere. De Heere blijft altijd zorgen voor Zijn kinderen. 
Op het moment dat de beek uitgedroogd is, krijgt Elía een nieuwe opdracht van de Heere. 
Hij moet de beek Krith verlaten en naar het plaatsje Zarfath gaan. Een gevaarvolle opdracht. 
Dat betekent dat hij dwars door het gebied van koning Achab moet. Dat is het eerste gevaar. 
Achab zoekt hem immers. Wat het nog gevaarlijker maakt is dat hij naar het land moet waar de vader van Izebel – de vrouw van koning Achab – regeert. Het is het centrum van de Baäldienst. Het hol van de leeuw. Als hij daar ontdekt wordt, kost hem dat z’n leven. 
Even tussendoor: Elia werd voor het volk Israël eerst verborgen aan de beek Krith. Dat was een oordeel. Nu moet hij het land verlaten. Dat is een nog zwaarder oordeel. Waarom moet hij het land verlaten? Jezus geeft het antwoord in Lukas 4:24-26. Jezus haalt daar iets aan van deze geschiedenis. Jezus zegt: ‘Zoals jullie voorgeslacht destijds Elía hebben verworpen, zo verwerpen jullie ook Mij’. 
Het verwerpen van de bijbelse boodschap is dus de oorzaak dat Elía het land moet verlaten. 
Wat erg om je niets aan te trekken van de Bijbelse boodschap. Dat gaat niet goed. Dan komt er een tijd dat de Bijbelse boodschap niet meer zal klinken.  

Elía moet naar het hol van de leeuw met opnieuw een belofte. ‘Zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden dat zij u onderhoude’. Een weduwvrouw! Dat in een tijd zonder Sociale Dienst en weduwenpensioen en in een tijd van hongersnood? Moet zo’n vrouw hem onderhouden? Je valt van de ene verbazing in de andere. Elía krijgt verder geen tekst of uitleg. Hij gaat. Hij is er zeker van dat God zal doen wat Hij belooft. Dat is geloof. God heeft deze vrouw ‘geboden’ om voor Elía te zorgen. Weer dat woord ‘geboden’ net als bij de raven. Dat is het teken dat de Heere voor hem zal zorgen. God zal in zijn levensonderhoud voorzien. Dat is Gods uitroepteken, dat alle vraagtekens laat staan. 

Wij hebben de zekerheid van Gods Woord bij al ónze vraagtekens in ons leven.
Daar moeten wij maar veel aan denken. De omstandigheden in ons leven kunnen ineens veranderen. We kunnen ziek worden. Zorgen krijgen op ons werk. De uitkering kan ineens verminderd worden.  We kunnen dakloos worden. Er kan zomaar een streep door de studie worden gezet. 
Voor Gods kinderen kunnen er tijden zijn dat ze denken dat de Heere hen verlaten heeft. 
Bij alle vraagtekens in ons leven blijft de Heere de Getrouwe. Hij voorziet ons van alles wat onze beperkte verwachting te boven gaat. Zo was het ook met Elía. Ondanks alle vragen ging hij op het veilige kompas van Gods Woord. Dat lijkt eenvoudig, maar vanuit onszelf is het onmogelijk. 
Daar is het wonder van de wedergeboorte voor nodig. Dáár ligt de wortel van het ware geloof.
Dan pas ga je geloven dat je schuldig staat voor God. Als een schuldige ga je geloven dat er verlossing is bij de Heere Jezus. Dan leer je ook leven op het veilige kompas van Gods Woord. Bij al onze vraagtekens is dit zeker in Gods Woord, dat God de wedergeboorte wil geven als je die nog mist.  
Het geloof is in zekere zin een waagstuk. Het laat alle menselijke redeneringen vallen. Geloof is een stap tussen belofte en zekerheid. Ook al is het net zo onmogelijk als bij Elía. We zien dan de ster schitteren van de belofte. Bij Elía was die ster: ‘Ik heb daar een weduwvrouw geboden…’.  

2) Zijn geloofsbeleving. 
We kunnen ons voorstellen dat het ook een verademing voor Elía geweest is om uit de eenzaamheid te vertrekken. Ongeveer zes maanden alleen zijn valt niet mee. Straks kan hij tenminste weer met een ander van gedachten wisselen. De mens is geschapen in relatie. De vraag die hem natuurlijk bezig hield was hoe en waar hij de bedoelde weduwe zou vinden. 
De eerste die hij bij de stadspoort van Zarfath ziet, is een weduwvrouw. Ze is aan het hout sprokkelen. Die vrouw moet wel heel arm zijn als ze eropuit gaat om hout te zoeken voor brandstof. Die kan hem onmogelijk onderhouden, zouden wij denken. Toch spreekt Elía haar aan. Hij vraagt haar om een beetje water. Meteen geeft hij haar zijn beker. Het is een vriendelijke vrouw. Ze vergeet even haar eigen armoede en gaat. Dan roept Elía haar nog na dat ze ook een beetje brood voor hem moet meenemen. Als Elía dat vraagt, legt ze voor hem haar hele hart bloot. Ze zegt: ‘Zo waarachtig als de HEERE uw God leeft, alles wat ik nog in huis heb is een klein beetje meel en een beetje olie. Ik heb net wat hout gesprokkeld om voor de laatste keer een maaltijd te kunnen maken. Daarna zullen mijn zoon en ik sterven van honger’. Wat een ellende! 


Toch weet Elía vanaf dat moment dat dit de vrouw is die voor hem zal zorgen. Waarom? 
Die vrouw zegt: ‘Zo waarachtig als de HEERE uw God leeft’. Ze noemt de Naam van de HEERE. Daarmee weet Elía dat hij in Gods weg is. Het was lang geleden dat hij mensen had ontmoet die de Naam van de Heere noemden. Velen hebben in Israël immers de Heere verlaten. 
Nu ontmoet hij een heidense vrouw die de Naam van de Heere gebruikt. Gods wegen zijn wonderlijk.
Ook ontmoet hij eindelijk iemand waarmee hij kan praten over de Heere. Daar zag hij naar uit.  
Elía stelt haar gerust en zegt tot haar: ‘Vreest niet. Doe wat u van plan was, maar bak eerst wat brood voor mij. Daarna kunt u voor u en uw zoon wat klaarmaken. De HEERE, de God van Israël zal ervoor zorgen dat wij steeds te eten zullen hebben totdat het weer gaat regenen’. Wat een vertrouwen! 

Het geloof is geen garantie van voorspoed, maar wel het vertrouwen dat de Heere zorgt. 
Dat zien we zo duidelijk bij Elía. Zo is het ook vandaag. Hij zal voor Zijn kinderen blijven zorgen. Mondjesmaat, dat wel. Geen reservevoorraden. Iedere dag misschien dezelfde nood. Geestelijk en maatschappelijk. Toch is er iedere dag hetzelfde geloof dat Hij zorgt. Iedere dag hetzelfde wonder. 
Het ware geloof maakt Gods kinderen religieus arm en goddeloos in zichzelf, maar rijk in God. Dat is de geloofsbevinding van Gods kinderen. Rijk in Zijn beloften en de rijkdom van de genade in Christus. 
God maakt verlies tot winst. De beek Krith droogde uit. Dat was verlies voor Elía. Hier ontmoet hij een vrouw die voor hem gaat zorgen. En met wie hij ook over de Heere kan praten. Dat is zijn dubbele winst. Wat is de Heere goed voor Zijn kinderen. Zo’n rijke God hebben ware christenen.  

3) Zijn geloofsbekroning. 
Elía is in zijn God niet teleurgesteld. Ook het geloof van deze vrouw komt tot uiting. Ze gaat en doet wat haar gezegd is. Ook is ze er vast van overtuigd dat als ze Elía éérst te eten geeft dat er dan nog genoeg over zal blijven voor haar en haar zoon. Dat is de geloofsbekroning van Elía én… de vrouw. De Heere zorgde dat er steeds genoeg was voor Elía, de vrouw en haar zoontje. ‘Het meel van de kruik werd niet verteerd en de olie van de fles ontbrak niet, naar het Woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door de dienst van Elía’ (vers 16). 
Drie gelukkige mensen in één huis. Drie mensen die dag aan dag uit Gods hand leefden. Er was nooit voorraad voor twee of drie dagen tegelijk. Net zoals de vogels. Die leven ook dag aan dag uit Gods hand. Zie Mattheüs 6:26. In dit verband raadt Jezus ons vriendelijk aan, eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid te zoeken. Dan zullen álle dingen ons toegeworpen worden. (Mattheüs 6:33). Christus is de inhoud van dit Koninkrijk.  
Wat is het ware geloof een zegen. Wat een bekroning. God zet er Zelf Zijn stempel op. 
In Israël was God met Zijn toorn. Alles verdorde. Hier in Zarfath, dat heidense land, is de Heere met Zijn zegen. Opnieuw mag Elía opmerken dat God Zijn Woord nakomt. 

Het ware geloof is aan Gods Woord verbonden en zoekt gemeenschap met andere gelovigen.
Dit merken we zo duidelijk bij Elía en de weduwvrouw. Juist dit Woord raakt steeds meer zoek onder ons volk. Daarom hangt ons volk als los zand aan elkaar. Steeds meer heidense dingen beïnvloeden ons volk. Amuletten, occulte zaken, etc. etc. Dit tekent de noodzaak van evangelisatie. Laten we niet zwijgen, maar oproepen tot bekering en geloof. Laten we het Woord weer onder ons volk brengen. Daardoor wil de Heere het ware geloof werken (Romeinen 10:17). Laten christenen elkaar ontmoeten onder de prediking van het Woord en bij allerlei andere gelegenheden. 

Zoals de Heere voor Elía wilde zorgen in maatschappelijk opzicht, zo doet Hij dat ook in geestelijk opzicht. Het geloof van Zijn kinderen wordt steeds weer bekroond uit vrije genade. Hoe Hij dat doet? Door de Heilige Geest. Soms lijkt het bij ware christenen dat er niets meer in hun hart is. Geen gebed, geen geloof, geen troost vanuit het Woord. Dan wil de Heere wel eens op het aller-onverwachts Zijn Woord weer ‘openen’. Dan proeven ze opnieuw Gods eeuwige zondaarsliefde in Christus. Zo gaan ze door dit leven. Totdat ze eeuwig met Elía en de weduwvrouw mogen ‘eten’ van het Hemelse Manna. Eeuwig mogen genieten van God Drieenig. Van Jezus, het ware Manna. 

In deze toespraak stond het geloof van Elía centraal. Dat geloof hebben wij nodig. Daarom: ‘Onderzoekt uzelf of u in het geloof zijt’. (2 Korinthe 13:5). Dat onderzoek is het meer dan waard. Alleen het wáre geloof zal bekroond worden. Al het andere zal ontkroond worden. De Heere is gewillig om ook jou dit geloof te geven. Daarom zegt Hij: ‘Bekeert u en gelooft het Evangelie’ (Markus 1:15).