Obadja - 1 Koningen 18:1-15

Samenvatting toespraak zondagmorgen 22-9-2019. Voorganger: evangelist Johan Krijgsman. 
Telefoon 020-6227742; mobiel: 06-83571391. Amsterdam@bijbelcentrum.nl  www.bijsimondelooier.nl
Thema van de toespraak: ‘Obadja’ n.a.v. 1 Koningen 18:1-15

We hoorden dat het zoontje van de weduwe te Zarfath is opgewekt uit de dood. We gaan verder met deze geschiedenis. Het thema ‘Obadja’ verdelen we: 1) de vroomheid van Obadja; 2) de opdracht aan Obadja  en 3) de angst van Obadja.

1) De vroomheid van Obadja. 
Elía is ongeveer drie jaar bij de weduwe in Zarfath gebleven. Al die tijd heeft Elía moeten bidden dat het niet zou regenen in Israël (Jakobus 5:17). Het zou pas weer gaan regenen naar zijn woord 
(1 Koningen 17:1). Dit gaat veranderen. Voor het zover is, moet er nog iets belangrijks gebeuren. 
Elía krijgt na drie jaar opnieuw een opdracht van de Heere. Drie en een half jaar geleden moest hij zich verbergen, nu moet hij verschijnen aan Achab, de koning van Israël. Elía gehoorzaamt en gaat. 
Intussen vindt er ook wat plaats in het paleis van koning Achab. Ook daar krijgt iemand een opdracht. Obadja, de hofmeester van Achab, krijgt opdracht om met Achab gras te zoeken voor de dieren. Achab de ene kant van het land en Obadja de andere kant (vs. 5,6). Dat de mensen sterven van honger gaat Achab minder ter harte dan zijn dieren. Die moeten in leven blijven. Wat een egoïst.  

Wie was Obadja? Hij is hofmeester aan het paleis. Hij zorgt ervoor dat alles goed verloopt binnen het paleis. Zijn naam betekent: dienstknecht van de HEERE. Het belangrijkste is dat Obadja de Heere zeer vreest (vs. 3). Dat betekent dat hij de Heere zeer lief had en dat al van jongs af, (vs. 12). 
Uit liefde wilde hij de Heere gehoorzaam zijn in alle dingen. 
Voor onze jongeren: wat is het belangrijk God echt te kennen als je nog jong bent. Er is geen beter leven dan dat. Dan pas heb je werkelijk toekomst. Trouwens: de Heere heeft recht op ons leven. Vergeet dat niet. Op dat recht zal hij je na dit leven afrekenen. 
Obadja heeft deze liefde tot de Heere niet zichzelf aangepraat. Nee, hij heeft dit ontvangen van de Heere. Daarom leefde hij zo. Obadja stond zo bekend aan het hof van Achab. Hij schaamde zich er niet voor. Deze oprechtheid werd gerespecteerd. Achab handhaafde Obadja in zijn belangrijke functie aan zijn hof. En dat in een tijd dat iedereen die de Heere vreesde vervolgd werd. Achab wist dat hij geen betrouwbaarder persoon had, dan deze godvrezende Obadja. Achab wilde hem niet missen. Hij nam zijn geloof op de koop toe. 

De Heere God oprecht dienen kan samengaan met een topfunctie in het bedrijfsleven.
Dat zie je duidelijk bij Obadja. Zelfs in een tijd dat de christenvervolging bizarre vormen aannam. 
Wat een les voor vandaag. Laten de ware christenen zich niet laten terugdringen uit het bedrijfsleven en de regeringsgebouwen. Laten ze deelnemen aan het hele arbeidsproces. Tot topfuncties toe. 
Pas wel op dat er geen water bij de wijn wordt gedaan. Dat deed Obadja ook niet. In het hele paleis stond hij bekend als iemand die de Heere zeer lief had. Zo deed hij op een natuurlijke manier aan evangelisatie. Niets was gemaakt bij hem. Het was een man uit één stuk. Zijn geloof was geen dood geloof. Dus niet mooi praten en intussen de kantjes eraf lopen. Zijn geloof was één met zijn persoon. Dat noemt de Bijbel een hartelijk geloof. Dat komt van binnenuit. Dit blijkt ook uit het feit dat hij tijdens deze christenvervolgingen van Achab tweemaal 50 profeten verborgen hield in grotten (vs.4). 
Daar verzorgde hij hen van brood en water. Wat een geloofsmoed. Terwijl Achab en zijn vrouw Izebel de profeten uitroeien, houdt Obadja er honderd in leven. Izebel moest eens weten! 
Zij geeft de baälprofeten te eten. Obadja verzorgt in het geheim van diezélfde maaltijd honderd profeten van de Heere. Wonderlijk lachwekkend hoe de Heere dit allemaal bestuurt. 

Wat zitten er veel lessen in deze geschiedenis. De Heere gebruikte Obadja als godsgetuige in het paleis van Achab. Daardoor werd Achab elke dag nog zonder woorden gewaarschuwd. Ook behield de Heere door middel van Obadja nog honderd profeten in leven. De Heere weet ‘als geen ander’ dat als alle ‘profeten’ uit een land weg zijn, de ondergang voor de deur staat. Wat een waarschuwing voor Nederland en voor jou persoonlijk: ‘Die de HEERE verlaten, zullen omkomen’ (Jesaja 1:28).

2) De opdracht aan Obadja. 
Wat komt het duidelijk uit dat de Heere alle dingen bestuurt. Op het moment dat Elía van de Heere de opdracht krijgt om naar Achab te gaan, moet Obadja van Achab gras gaan zoeken voor de dieren. Wat gebeurt er? Obadja en Elía ontmoeten elkaar (vs. 7). Dit is Gods leiding en niet toevallig. 
Bij God is niets toevallig. Dat jij nu hier zit, of deze samenvatting leest is niet ‘toevallig’. 
Obadja herkent Elía gelijk. Naar oosterse beleefdheidsvormen knielt hij voor Elía neer uit eerbetoon. Vol verbazing vraagt Obadja: bent u het werkelijk, Elía? Hij kan zijn ogen niet geloven. 
Obadja is verrast de profeet hier te ontmoeten. Dat had hij niet verwacht. 
Elía, waarvoor een opsporingsbericht was opgehangen in binnen- en buitenland. We zouden nu zeggen: deze grote ‘terrorist’ werd overal gezocht. Voel je de verbazing van Obadja? 

Elía gaat niet uitgebreid op de verbazing van Obadja in, maar geeft Obadja een korte opdracht. 
‘Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elía is hier. (vs. 9). Met andere woorden: zeg maar tegen Achab dat ik eraan kom. Nogmaals: wat een opdracht in een tijd van goddeloosheid en christenvervolging. 
In een tijd dat de aanplakbiljetten voor de aanhouding van Elía overal nog hingen. 
Het is een opdracht van Godswege. De tijd dat Elía moet bidden dat het niet zou regenen is bijna voorbij. Het zal weer gaan regenen naar het woord van Elía. Gods rechtvaardigheid en goedheid zit achter de opdracht aan Obadja. Dit doorziet Obadja op dit moment nog niet. Obadja denkt dat deze boodschap aan Achab, hem zijn leven zal kosten. Daarom is hij heel angstig. 

3) De angst van Obadja. 
Obadja staat te trillen op z’n benen bij het aanhoren van deze opdracht. Hij protesteert heftig. 
Dit wordt mijn dood. Wat heb ik misdaan dat u mij aan Achabs ongenade wilt overgeven? Hij heeft elk land doorzocht om u te vinden. En elke keer als hij te horen kreeg dat u er niet was, dwong hij de koning van dat land dit met een eed te bevestigen. Nu zegt u dat ik hem moet gaan vertellen dat u hier bent. Achab zal denken dat ik onder één hoedje met u speel. Trouwens stel je voor dat in de tussentijd dat ik naar Achab ga, de Geest des HEEREN u ergens anders heen laat gaan. Dan sta ik voor schut. Dan kost dat mij zeker mijn leven. Dat Achab zou denken dat ik zo gehandeld heb, dat mag niet en dat kan ik niet, want ik vrees van jongsaf de Heere (vs. 9-14). 

Waarom antwoordt Obadja zo? Ten eerste: als hij gedood wordt, wie moet dan voor de honderd profeten zorgen die Obadja verborg en onderhield met brood en water? Dan zou er straks helemaal geen profeet in Israël meer zijn. Dan is er geen profeet meer die de aanstaande verlossing in Christus kan aankondigen. 
Ten tweede zien we hieruit dat ook iemand die de Heere zeer vreest geen volmaakt gelovige is. 
De Bijbel tekent ware gelovigen nooit als 100%, want zulke modelgelovigen zijn er niet. De Bijbel tekent ware gelovigen altijd als tweemens. Dapper als ze zich door Gods Woord laten leiden. 
Bevreesd als ze op zichzelf zien. Daardoor zien we dat de ware gelovige een strijd voert. 

In de ware geloofsstrijd ligt al een zegen. Want wie deze strijd strijdt, ziet het gevaar. 
Dan heb je God nodig. Dan zie je de gevaren die je omringen zowel van binnenuit als van buitenaf. Dan weet je dat er steeds veel op de been is om jou van je geloof af te trekken. Dan heb je Hem ook nodig als het geloof op een laag pitje is gekomen. Dat zien we aan Obadja, die eerst zo flink was, maar nu zo bang. Maar onthoudt het: om de ware geloofsstrijd te strijden heb je wel het ware geloof nodig. Dit heb je niet op zak. Daar heb je het wonder van de wedergeboorte door de Heilige Geest voor nodig. Dat wonder maakt je zwak in jezelf en sterk in Hem (2 Korinthe 12:9). 
Daardoor zie je de gevaren en ga je strijden. Een strijd tegen het ongeloof en de twijfels. Een strijd tegen de zonden, jezelf en de duivel. Dat noemt de Bijbel de goede strijd (1 Timotheüs 6:12). 
Vanuit jezelf moet je deze strijd steeds weer verliezen. Maar in de Grote Strijder, Christus, ben je meer dan overwinnaar (Romeinen 8:37). 
    
Elía stelt Obadja gerust met een eed. Een eed met dezelfde zwaar geladen woorden die hij sprak bij zijn eerste optreden bij koning Achab. ‘En Elia zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen!’ (vs. 15). 
Elía handelt niet volgens een zelfontworpen plan. Hij luistert alleen naar de stem van de Heere. 
Hij stelt zich volledig in dienst van de Heere. We zouden nu zeggen: daar gaat hij voor. 
Elía is hier vervuld van de Geest van de Heere. Hij is onbevreesd en zeker van zijn zaak. Dat noemt de Bijbel ‘de geest en de kracht van Elía’ (Lukas 1:17). 
Op deze stellige verklaring van Elía gaat Obadja door de knieën. Dan gaat hij naar Achab en kondigt de komst van Elía aan. Dat is de boodschap.

Wat is de boodschap die ‘vanuit zichzelf angstige’ voorgangers vandaag moeten brengen aan het ‘Achab’, de zondaars, van deze wereld? Dat de meerdere Elía, Jezus Christus, in aantocht is. ‘Hij komt om de aarde te richten’ (Psalm 98:9). Alleen een radicale bekering en het geloof in Hem, geeft redding. Daardoor zie je het gevaar van een leven zonder Christus. Dan herken je iets van de vreze des Heeren en de geloofsstrijd van Obadja. Dat leven is uit genade te verkrijgen. Dat is nú de boodschap. Zoek nu Jezus. Wie Hem zoekt, zal Hem vinden.