Weeszondag - Handelingen 1:13 en 14

Samenvatting toespraak zondagmorgen 16-5-2021  Voorganger: evangelist Johan Krijgsman.

Tel. 06-83571391.Thema van de toespraak: ‘Weeszondag’ n.a.v. Handelingen 1:13 en 14

De zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren noemen we Weeszondag. De discipelen zijn immers zonder hun Heere Jezus na Zijn hemelvaart achtergebleven.

Naar de stad

Direct na de hemelvaart van de Heere Jezus gaan de discipelen naar Jeruzalem. Ze mogen de stad (nog) niet verlaten. In Jeruzalem moeten ze biddend wachten op de vervulling van de belofte (Hand. 1:4). Welke belofte? De komst van de Trooster, de Heilige Geest (Joh. 14:26).

In Jeruzalem moeten ze ook beginnen met het evangelisatiewerk. In zo’n stad waar notabene de Heere Jezus veroordeeld is tot de kruisdood. Opmerkelijk!

De Heere heeft Jeruzalem en andere steden op het oog (Ps. 72:16). Dat is Zijn plan. God is getrouw, Zijn plannen falen niet, zingen we. 

Wat een les voor ons. Je hebt mensen die niets met onze steden te maken willen hebben.

Neem Amsterdam. Dat wordt wel het Sódom en Gomórra van het Westen genoemd.

Laten wij het voorbeeld van Christus volgen. Wees bewogen met de inwoners van onze steden.  

Naar de opperzaal

Als de discipelen in Jeruzalem zijn gekomen, gaan ze naar de opperzaal. Dit kan een bovenvertrek van een huis zijn, of een aparte woning op het dak van een huis.

Bijbeluitleggers zeggen dat deze opperzaal dezelfde plaats is waar Jezus het Pascha met Zijn discipelen vierde (Lukas 22:11-23). Hoe dan ook, opperzalen waren plaatsen waar gebeden werd en gestudeerd werd in de Bijbel. Men trok zich even terug in de stilte.

Heb jij ook een ‘opperzaal’? Een plaats waar je je even kunt terugtrekken voor gebed en meditatie.

Ik vraag niet of je een kind van de Heere bent, maar wel of je een ‘opperzaal’ hebt. Als het goed is kun je niet zonder gebed en meditatie leven. Kun je niet buiten ‘een opperzaal’.     

Een waarschuwing

De discipelen blijven in de opperzaal. Ze worden met name genoemd. Opmerkelijk is dat Petrus als eerste genoemd wordt. Hij is altijd haantje de voorste. Dat is een karaktereigenschap. Hij wordt ook vaak als eerste genoemd bij de namen van de discipelen (Mattheüs 10:2; Lukas 6:14). Dat is ook hier het geval en dat na alles wat er gebeurd is. Hiermee laat de Heere opnieuw zien dat Hij Petrus niet heeft afgeschreven. Petrus mag er weer helemaal bijhoren. Wat een genade. Laten ook wij niet te snel mensen afschrijven.

Toch missen we een discipel. Het is Judas de verrader van de Heere Jezus. Het is hier in Handelingen een stille waarschuwing tussen de regels door. Als de namen van de discipelen in Mattheüs en Lukas genoemd worden, wordt hij als laatste genoemd. Ook dat is opmerkelijk. Wat een waarschuwing.

Ook Judas was door de Heere Jezus geroepen en uitgezonden om te preken en zieken te genezen (Mattheüs 10:5-8; Lukas 6:13). Ook hij mocht er helemaal bijhoren. Toch koos hij er zelf voor om de Heere Jezus te verraden.

Een mens blijft verantwoordelijk voor zijn daden en wordt alleen maar gered uit genade. 

Deze allen

Wat doen ze in de opperzaal? Ze maken nu geen ruzie wie van hen de belangrijkste is (Lukas 22:24). Hoogmoed is de oerzonde. Zelfs tot in de kerken toe. Zelfs tot in mijn hart toe! Herken je het?

De discipelen zijn eensgezind bij elkaar. Wat een wonder. Deze allen. Alle elf discipelen met verschillende karakters.

Ze bidden en smeken om de Heilige Geest. Ze volharden daarin. Dat is een kenmerk van het geloof.

Ze bidden en smeken. Daarin zit een opklimming. Smeken is een ernstiger vorm van bidden.

Smeken is een aanhoudend bidden in het besef het gevraagde ‘onwaardig’ te zijn. Onwaardig: je beleeft iets van: Hij de heilige God en ik de zondaar, passen niet bij elkaar. Ondanks dat kun je het niet laten om te bidden om dat wat beloofd is. Hij wil het beloofde geven alleen om Jezus’ wil.

Het is als met een kind. Vader kan het wel beloofd hebben, maar dat kind denkt: wie ben ik tegenover vader? Zo lief ben ik niet. Zo’n klein kind kijkt ook tegen vader op. Vader zo groot en ik zo klein.

Maar wat vader beloofd heeft, dat doet hij. Als vader de smekende oogjes ziet van het kind, kan hij niet weigeren. Zo is het hier.

Herken je dit bidden en smeken, niet alleen tussen hemelvaart en Pinksteren, maar altijd? 

Ook vrouwen tellen mee

De discipelen zijn niet alleen in de opperzaal. Er zijn ook vrouwen bij. Eén wordt met naam genoemd: Maria, de moeder van de Heere Jezus. Verder moeten we denken aan de echtgenotes van de apostelen die hun mannen begeleiden. Maar ook de vrouwen die Jezus vanaf Galilea waren gevolgd en hadden gediend. Zoals Maria Magdalena, Johanna, Salomé, Maria, de moeder van Jacobus en Joses (Josef), Maria van Klopas en de moeder van Jakobus en Johannes.

Wat een zegen om biddende vrouwen te hebben in een samenkomst. Een vrouw kan zoveel betekenen voor haar man, maar ook in het algemeen. Een vrouw die de HEERE vreest, die zal geprezen worden (Spreuken 31:30).

Meisjes en vrouwen: heb je de Heere Jezus al lief? Dan heb je toekomst en kun je een man tot zegen zijn. Wat een eer! In onze tijd van emancipatie wordt dat nog wel eens vergeten. Een vrouw heeft een belangrijke plaats van de Heere ontvangen. Ze is geschapen tot hulp voor haar man en anderen (Genesis 2:18). Dus niet om een sloofje te zijn, maar om ondersteuning en adviezen te geven.

Wat een veelvuldige taak en wat een wijsheid heeft een vrouw nodig. Meisjes en vrouwen: zoek die wijsheid bij de Heere Jezus.

Broeders

Naast de vrouwen zijn ook Zijn broeders aanwezig in de opperzaal. Dat kunnen broers van de Heere Jezus zijn geweest, maar ook neven en andere familieleden. Het allerbelangrijkste is dat deze mensen een gemeenschappelijk doel voor ogen hadden. Ze bidden om de beloofde Heilige Geest.

Wat een zegen als ook wij dat doel voor ogen mogen hebben. Dan bidden en smeken we altijd om de Heilige Geest. We weten het: zonder die Geest kunnen we ons niet bekeren en tot geloof komen. Zonder die Geest kunnen we ook niet groeien in het ware geloof. Altijd blijft het ‘smeekgebed’ nodig: Heere schenk mij de hulp van Uw Heilige Geest om Jezus’ wil, Amen.