Baäl of God - 1 Koningen 18:22-40.

Samenvatting toespraak zondagmorgen 20-10-2019. Voorganger: evangelist Johan Krijgsman. 
Telefoon 020-6227742; mobiel: 06-83571391. Amsterdam@bijbelcentrum.nl  www.bijsimondelooier.nl
Thema van de toespraak: ‘Baäl of God’ n.a.v. 1 Koningen 18:22-40.

We hoorden dat Elía Israël op de berg Karmel vroeg wie ze wilden volgen: de Heere of Baäl. 
Op deze vraag kwam geen antwoord. Naast de Israëlieten staan de 450 profeten van Baäl. 
Er zijn twee partijen op de berg. De ene partij is koning Achab met de twijfelende Israëlieten en de Baälpriesters. De andere partij is de profeet Elía. 
Wat een onevenredigheid, denken wij. Wij denken dat koning Achab ver in de meerderheid is. 
Toch is Elía ver in de meerderheid. Waarom? Hij stond daar in vol vertrouwen met zijn God. 
Wie Hem door het geloof kent, is altijd in de meerderheid. Die kan bergen van onmogelijkheden aan.  

Elía doet een voorstel. Er moeten twee stieren gebracht worden. De partij van Achab mag als eerste een stier uitkiezen. Die moeten ze slachten en op een brandaltaar leggen. Ze mogen het hout niet aansteken. Ik, zegt Elía, zal de andere stier gereedmaken en op een brandaltaar leggen. Ik zal het hout ook niet aansteken. Daarna moeten jullie Baäl aanroepen en ik zal de Naam van de HEERE aanroepen. De God die door vuur zal antwoorden, die zal de ware God zijn (verzen 23-25). 
Een billijk voorstel van Elía. Baäl is immers de god van regen en zon. Het is dus voor hem een koud kunstje om met een vuurstraal te antwoorden. Achab, de Baälpriesters en de Israëlieten kunnen hiertegen moeilijk iets inbrengen.  

Eerst komen dus de 450 Baälpriesters aan de beurt. Ze slachten de stier en leggen hem op het altaar. Zodra de zon opkomt beginnen ze Baäl aan te roepen. Dit aanroepen gebeurt met veel ceremonieel vertoon. Ze buigen en begroeten de zon. Daarbij dansen ze rond het altaar en intussen blijven ze Baäl aanroepen. Met één stem roepen ze: O, Baäl, antwoord ons! Hoe goed ze ook hun best doen, het blijft stil. Baäl antwoordt niet. Intussen staat de zon al op middaghoogte. Dus op volle sterkte. Dit zal toch het moment moeten zijn dat de zonnegod door een vuurstraal het altaar aansteekt. 
Daarom verdubbelen ze hun gebed en springen tegen het altaar op. Hun dansen worden steeds intensiever. Door die dans komen ze buiten zichzelf. Ze gaan uit hun dak (vers 26).  
Hoe de Baälpriesters zich ook inspannen, er komt geen antwoord van Baäl de zonnegod. 

Ook toen dachten ze al een zekere macht te hebben over de zon en het heelal. Ook wij denken dat. Miljarden worden er gestoken in het onderzoek van het heelal. De diepste drijfveer is om elders leven te vinden. Hoe we ons ook inspannen, er zal geen antwoord komen van leven elders. Dat is er niet.     

Elía ziet het en kan het niet laten de spot met hen te drijven. Hij zegt: jullie moet wat harder roepen. Misschien is jullie god in gedachten. Of hij heeft het misschien erg druk. Of hij slaapt (vers 27). 
Dit is heilige ironie. Een christen mag best wel eens op cruciale momenten de spot drijven met afgodendienaars en hun afgoden. Zeker als de eer van de Heere ermee gemoeid is. 
Hoe reageren ze? Ze roepen nog harder. Ze beginnen zich zelfs te snijden met messen totdat ze bloeden. Daarna gieten ze het bloed over zichzelf. Wat een vertoning! Daarbij beginnen ze ook nog te profeteren. Dat betekent dat ze een soort wartaal uitspreken. Het wordt steeds later. De zon is nog niet onder, daarom is er nog een mogelijkheid dat hij vuur zendt. Hoe goed ze ook hun best doen, het blijft stil. Baäl laat verstek gaan. Alle zelfkwelling ten spijt (verzen 28-29). 

Wat een les. Zul je het onthouden: de afgoden van onze tijd kosten ons onze inspanning. Ons geld, ons goed, ons bloed. Maar ze komen ons nooit te hulp. Ze laten je altijd in de steek. 
Dat geldt ook voor onszelf. We kunnen ons inspannen en alles uit de kast halen. Je kunt als het ware de stukken van je bed bidden. Als het gebed niet door het ware geloof in de Naam van Jezus is, zal het niet helpen. Onze inspanningen richten niets uit. 
Alleen ‘inspanningen’ die de Heilige Geest geeft, werken iets uit. Hij geeft waar geloof in Christus en liefde. Je wordt verdrietig naar God over je zonden. Ook wil je leven zoals Hij het zegt. Dan kun je het ook niet laten om te bidden in de Naam van Jezus. Dan zul je ervaren dat Jezus niet in gedachten is. Hij heeft altijd tijd voor je. Hij slaapt nooit. Hij houdt dag en nacht spreekuur. Bij Hem ben je welkom. 

De ene partij heeft zijn beurt gehad. Nu is Elía aan de beurt. De zon is intussen weg zonder het offer aangestoken te hebben. De belachelijkheid van de afgodendienst is publiek bewezen. 
Het moet de Israëlieten veel te zeggen hebben. Daarom roept Elía de Israëlieten op bij hem te komen. Ze mogen en moeten zien wat hij gaat doen. 
In de ware godsdienst is niets geheimzinnigs. Alles mag gezien en gehoord worden. 
Het eerste wat Elía doet is het altaar des Heeren herstellen. Elía weet: zonder altaar, zonder offer is er geen toegang tot de heilige God. Elía neemt twaalf stenen en bouwt daarmee het altaar. Twaalf stenen naar de twaalf stammen van Israel.


Als het altaar klaar is en de stier erop ligt, geeft hij opdracht om alles te overgieten met zeewater. Ook de gegraven geulen rond het altaar moeten met water gevuld worden. Alles druipt van het water (verzen 30-35). Elía wil zo alle bedrog voorkomen. Zo’n natte boel kan nooit gaan branden zeggen wij. 

Dan volgt er een opmerkelijke en belangrijke tekst: ‘Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham, Izak en Israel, dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israel zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb’. (vers 36). Dit vers is de kern van deze geschiedenis. 
Terwijl in Jeruzalem het spijsoffer wordt gebracht, knielt Elía neer. Hij bidt ernstig tot de Heere om vuur van de hemel waardoor het offer wordt aangestoken. 
Het spijsoffer staat in verband met het brandoffer. Het brandoffer is een bloedig offer. 
Elía weet dat alleen door het bloedige offer een antwoord van de Heere mogelijk is. Nee, niet zijn eigen bloed. Dat dachten de Baälpriesters, maar het bloed van het lammetje op het brandofferaltaar. 
Zo gaat Elía bidden. Lees vers 37. 
Toen Elía met dát offer tot de Heere naderde, viel het vuur des HEEREN uit de hemel. Dat vuur verteerde het brandoffer, het hout, de stenen, het stof en het water. Het verteerde alles, maar niet de Israëlieten. Wat een genade! (vers 38). 

Dit brandoffer is een voorbeeld van hét Lam Gods, Jezus Christus. Het ‘altaar’ was het kruis op Golgotha. Daarop offerde Hij Zijn leven. Het vuur van Gods toorn over de zonden verteerde Jezus. Hij gaf Zijn leven. Hij bracht hét bloedige offer. Wat een liefde. En dat voor mensen die straf verdienen.  
Alleen door het geloof in Zijn offer is er toegang en gemeenschap met de rechtvaardige Rechter. 
Ten diepste zag Elía door de ‘verrekijker’ van het geloof op dit offer. 

Als de Israëlieten dat zien, knielen ze neer en zeggen: de HEERE is God, de HEERE is God! (vers 39).
Ze erkennen Hem als de ware God. Ze zweren Baäl af. Dit is een openbare geloofsbelijdenis.
Elía laat er geen gras over groeien en geeft opdracht om de 450 profeten van Baäl te grijpen en te vermoorden. De afgodendienst moet terstond met wortel en tak worden uitgeroeid. 

Zul je het onthouden: schipperen in de godsdienst kan en mag niet. De Heere vraagt een radicale bekering. Er zijn zoveel Baäls in ons leven. Wat denk je van de overdreven lichaamscultuur waarin wij leven? Alles doen we om de 4 B’s in vorm te krijgen of te houden. Borst(en), buik, billen en benen. Dit is Baäl. Wat denk je van je telefoon? Die kan zomaar een Baäl voor ons zijn. Sterren in de showbusiness zoals Eva Jinek of Linda de Mol zijn voor veel mensen Baäl. Ook topsporters zijn voor miljoenen hun Baäl. Kortom: vul het voor jezelf in wat je Baäl is. Zeg niet dat je dit niet weet. Dat is onzin. Alles waar je meer tijd aan besteedt dan nodig is, is Baäl. Alles wat belangrijker is dan de Heere, is Baäl.  
Ga door de knieën zoals de Israëlieten en erken dat alleen de HEERE God is. Laat Baäl los. Laat voor het eerst of opnieuw, het levensoffer van Christus je hoop worden zijn en blijven.